Hieronder volgt alleen de tekst van het artikel. De bijbehorende afbeeldingen staan in het oorspronkelijke nummer (29) van Cachet.
Wilt u weten of dit nummer nog verkrijgbaar is stuur dan een email naar: info@zilverbank.nl.
Iconenschilders waren niet geïnteresseerd in de werkelijkheid.
Iconen zijn geliefde verzamelobjecten geworden en nog steeds groeit de belangstelling en de waardering voor deze bijzondere kunstvoorwerpen. Iconen zijn beelden die gemaakt werden om lang en intens naar te kijken; het is hun verstilde schoonheid die steeds meer mensen fascineert.
Het woord icoon stamt af van het
Griekse eikoon dat beeltenis, portret of gelijkenis
betekent. Een icoon kan een portret zijn, maar ook een
afbeelding van een gebeurtenis. Iconen worden gebruikt
in de eredienst van de oosterse (orthodoxe) kerk en
zijn daar onlosmakelijk mee verbonden. Kerkgebouwen
hangen er vol mee. De afscheiding tussen de altaarruimte
en het schip bestaat uit een iconenwand, de iconostase.
De gelovigen kussen de feesticoon van de dag en de icoon
van de patroon van de kerk. Bij velen thuis is er een
apart iconenhoekje, waarvoor ‘s ochtends een olielampje
aangestoken wordt. In de meeste Griekse bussen heeft
de chauffeur enkele icoontjes hangen.
Iconen worden vereerd, maar het is niet de materie die
vereerd wordt. Achter die laag verf en het hout schuilt
het geheim: pas als je voorbij de materie gaat, ervaar
je de spirituele essentie. De icoon is materie die toegang
geeft tot het spirituele. Dat maakt het tot een heel
ander soort kunstwerk dan een westers schilderij.
De westerse schilderkunst was van oudsher ook religieus
van karakter, maar kon zich vrij ontwikkelen. Individuele
kunstenaars concentreerden zich vooral op de schoonheid
van de zichtbare werkelijkheid, eigen inbreng werd gewaardeerd
en het overtreffen van de natuur was het doel.
Iconenschilders daarentegen werkten in anonimiteit en
volgens strikte regels; ze signeerden en dateerden hun
werk niet. Iconen werden niet als kunst gezien en de
schilders ervan niet als kunstenaars. Zij waren sterk
gebonden aan de tradities van het schilderen, waaraan
de eigen verbeeldingskracht ondergeschikt was. De iconenschilder
was ook niet geïnteresseerd in de werkelijkheid.
Hij wilde een beeld weergeven uit een onzichtbare en
spirituele wereld, waarvan de aardse werkelijkheid slechts
een reflectie is en waar de wetten van logica en perspectief
niet gelden. De schilder was een medium tussen hemel
en aarde, hij was slechts de hand die schilderde, een
instrument; wie hij zelf was, was niet belangrijk.
Poorten naar de eeuwigheid
De afbeelding op een icoon
is dan ook niet zomaar een afbeelding. De icoon maakt
het onzichtbare zichtbaar. Het is het denken van Plato
dat deze kunst beheerst: de weg van de schaduwen naar
de ideeën, van het zichtbare naar het onzichtbare.
Zo is ook elke icoon het zichtbare teken van een bovennatuurlijke
realiteit. Bij het aanschouwen ervan kijk je door de
materie heen naar wat er achter ligt. Men noemt iconen
ook wel ‘poorten naar de eeuwigheid’. Een
poort is bedoeld om open te doen, erdoor heen te gaan
en ergens anders te komen.
Presentia Realis
Een icoon wil degene die afgebeeld
is letterlijk realiseren. Een icoon van de Moeder Gods
is geen afbeelding van haar, maar een venster waardoor
wij haar zélf zien. Dit wordt presentia realis
genoemd en komt ook uit het gedachtegoed van Plato.
Voordat er voordat er iconen werden gemaakt, was dit
concept al aanwezig in de vorm van keizerportretten
die naar alle uithoeken van het rijk werden gezonden,
niet alleen om de herinnering aan de keizer levend te
houden, maar ook om hem middels zijn portret in persoon
aanwezig te laten zijn. De vierde-eeuwse kerkvader Basileios
de Grote zei het zo: ‘De aan de beeltenis bewezen
eer gaat over op het oerbeeld.’
Fayumportretten
De oudste iconen die bewaard
zijn gebleven dateren uit de zesde eeuw na Christus.
Ze werden geschilderd in de encaustische techniek waarbij
pigmenten werden vermengd met hete was die op houten
panelen werd aangebracht. Deze techniek werd van oudsher
toegepast bij de zogenaamde Fayum-portretten, genoemd
naar de Fayum-oase in Egypte, waar een groot aantal
van deze afbeeldingen is teruggevonden. Fayum-portretten
hebben een grote invloed gehad op het ontstaan van de
icoonkunst. Ze stammen uit de eerste tot vierde eeuw,
toen Egypte onder de Romeinse overheersing tot armoede
verviel en de traditionele mummieportretten, die voorheen
van zeer kostbare materialen konden worden gemaakt,
steeds eenvoudiger werden. De op hout geschilderde portretten
werden tijdens het leven gemaakt en na het overlijden
op het gelaat van de dode gelegd. Het zijn geïdealiseerde
afbeeldingen van mannen, vrouwen en kinderen, die ons
met grote ogen als vanuit de verte aankijken. De spiritualiteit
is het belangrijkste kenmerk: het is alsof deze mensen
niet meer van deze wereld zijn, ze lijken al in het
hiernamaals te vertoeven. De wijd geopende ogen op de
mummieportretten vertonen veel overeenkomst met de ogen
van heiligen op vroege iconen; ze hebben dezelfde intense
vergeestelijkte blik.
Conflict
De vroegchristelijke leraren
uit de eerste helft van de derde eeuw benadrukten dat
God niet te kennen valt door middel van het menselijke
voorstellingsvermogen; hij behoort tot het domein van
de ideeën en iedere mogelijkheid om Hem af te beelden
was tot mislukken gedoemd. Maar onder het volk nam de
beeldenverering steeds grotere vormen aan en ontaardde
in bijgelovige praktijken. De kerk probeerde hier paal
en perk aan te stellen, gesteund door keizer Leo III,
voor wie een beeldenverbod zeer gelegen kwam. In zijn
ogen was de invloed van de monniken, de grote voorstanders
van de iconenverering, gevaarlijk aan het toenemen,
en daarmee ook de invloed van het volk, want het waren
de monniken die de meeste contacten hadden met de onderste
lagen van de bevolking. De beeldenstrijd die losbarstte,
het zogenaamde iconoclasme, deed in de achtste eeuw
het Byzantijnse Rijk op zijn grondvesten wankelen. Er
ontstond een machtsstrijd tussen aanhangers en tegenstanders
van iconen, die meer dan een eeuw later eindigde met
de overwinning van de iconenvereerders. Theologen sanctioneerden
de beeldenverering vanuit de overweging dat niet de
afbeelding zelf, maar het oerbeeld waaraan het herinnert,
werd vereerd.
Bloeiperiode
Het iconoclasme vormde de aanzet tot een nieuwe bloeiperiode
in de negende en tiende eeuw, de zogenaamde Macedonische
renaissance. Het idee van het oerbeeld leidde tot het
ontstaan van ‘prototypen’, waarmee de vaststaande
portretten van een heilige werden bedoeld. Wanneer de
beeltenis van een heilige eenmaal was vastgesteld, werd
het eindeloos herhaald. Iedere icoon was een afspiegeling
van een prototype en heeft op die manier deel aan de
heiligheid ervan; het is de garantie voor het doorgeven
van de goddelijke genade. De gelijkenis is essentieel
bij iconen, omdat de afbeelding het oerbeeld weergeeft.
Bovendien moest de gelovige de icoon herkennen zonder
de inscriptie te hoeven lezen; in die tijd waren immers
veel mensen analfabeet. De geringste afwijking in de
haardracht kon al voor verwarring zorgen. Details voor
de afbeelding van heiligen, afkomstig van beschrijvingen
in biografieën, werden vastgelegd in schilderboeken.
Rusland
Het was vorst Vladimir die
in de tiende eeuw het christendom in Rusland introduceerde.
Hij was onder de indruk geraakt van de pracht en luister
van het Byzantijnse Rijk en haalde Byzantijnse kunstenaars
naar Kiev om daar kerken en paleizen te bouwen en te
decoreren. Kiev is in de elfde en twaalfde eeuw het
centrum van de icoonkunst, daarna volgen de steden Novgorod,
Vladimir, Suzdal, Jaroslavl en Pskov.
In de vijftiende en zestiende eeuw neemt Moskou het
voortouw; met de val van Constantinopel, eens het ‘Nieuwe
Rome’, in 1453 verdwijnt het Byzantijnse rijk
en gaat Moskou zich profileren als het ‘Derde
Rome’. De grootvorsten gaan de titel ‘tsaar’
voeren, ofwel ‘caesar’, ‘keizer’.
Het schilderen en de verering van iconen neemt een grote
vlucht.
Toen de patriarch in de zeventiende eeuw besloot de
Russische kerk meer te laten aansluiten bij de westerse
cultuur en de deur openzette voor vernieuwingen in kunst
en architectuur, bleek die beslissing verstrekkende
gevolgen te hebben voor de icoonschilderkunst. Een groep
van zogenaamde oudgelovigen, wars van iedere vernieuwing,
vluchtte naar de Oeral en stichtte daar schildersdorpen
waarvan Mstera en Palech de bekendste zijn. De oudgelovigen
bleven de schildertraditie volgen, zonder stijlvermenging
of modieuze toevoegingen. Dankzij hen zijn veel oude
iconen bewaard gebleven: steeds wanneer kerken oude
iconen vervingen door nieuwe exemplaren, werden deze
opgekocht door de oudgelovigen en in collecties ondergebracht.
Westerse invloeden
Tot de achttiende eeuw kende
men in Rusland vrijwel geen andere schilderkunst dan
die van de iconen. Pas toen tsaar Peter de Grote (1682-1725)
het land openstelde voor Europese invloeden, werden
olieverf en linnen geïntroduceerd en nam de westerse
invloed op de icoonkunst sterk toe. Russische tradities
werden overboord gegooid en vervangen door de seculiere
westerse barokstijl.
In de negentiende eeuw groeide de hang naar het modernisme.
Traditionele iconen werden uit kerken verwijderd en
veel iconenschilders kwamen zonder werk te zitten. Russische
kunstenaars reisden naar Rome en Parijs en gingen in
westerse stijl schilderen. Na de Oktoberrevolutie van
1917 en de daaropvolgende onderdrukking van religie
kwam er definitief een einde aan de productie-iconen.
Vele kerken werden verwoest en iconen verbrand. Talloze
iconen werden naar het westen gebracht, waar de belangstelling
voor deze kunst groeide. In de jaren zestig en zeventig
van de vorige eeuw sleet de Sovjetregering grote aantallen
aan het westen in ruil voor machines en industriële
producten.
Hernieuwde belangstelling
De laatste sovjetleider Michail
Gorbatsjov begon de kerk haar gebouwen en voormalige
bezittingen weer terug te geven, in de meeste gevallen
overigens in bruikleen. Met veel mankracht werden de
kerken en gebouwen van kloosters weer opgeknapt. Seculiere
functies die de kloostergebouwen decennialang hadden
gehad, werden langzaam maar zeker weer vervangen door
religieuze. De kerk beschouwt de iconen vooral als religieuze
voorwerpen die niet in een museum thuis horen. ‘Het
doel van religie is God te aanbidden en de iconen zijn
daartoe een middel. Het is onmogelijk te bidden zonder
iconen, en hun ouderdom is een deel van hun spirituele
waard.’’ legde de woordvoerder van de patriarch
onlangs uit. De rol van iconen is nog lang niet uitgespeeld.
In maart 2002 stond in De Volkskrant een stukje over
het ‘virtuele pausbezoek’ aan Moskou waarbij
paus Johannes Paulus II op een groot videoscherm in
een katholieke kerk verscheen. In Moskou is het Grote
Schisma van 1054 met Rome nog springlevend en elke actie
van het Vaticaan wordt gezien als ‘een onvriendelijke
daad’. Er werd tijdens het pausbezoek door enkele
duizenden orthodoxe gelovigen gedemonstreerd tegen de
‘spirituele agressie van het katholicisme.’
Terwijl de demonstranten ‘Dood aan het Vaticaan’
riepen, cirkelde een vliegtuigje met een icoon aan boord
boven Moskou om de stad te beschermen tegen de katholieke
‘invasie’.
Onlangs is de icoon van de Moeder Gods van Kazan, die
in het bezit was van de paus, teruggegeven aan Rusland.
Ook de icoon van de Moeder Gods van Tichvin, die via
allerlei omzwervingen in Amerika terecht was gekomen,
is naar huis teruggekeerd; president Poetin ondernam
voor de gelegenheid een reis om te knielen voor de icoon
en haar eer te betonen. Hiermee volgde hij in de voetsporen
van zijn illustere voorganger tsaar Ivan de Verschrikkelijke,
die in zijn tijd dezelfde tocht ondernam om voor deze
icoon te bidden en zijn zonden weg te wassen. De traditie
leeft voort.
Karin Braamhorst
Literatuur:
Braamhorst, K., Ikonen lexicon, Warnsveld 2004
Cawthorne, N., De kunst van iconen, Alphen aan den Rijn 2000
Morsink, S. (red), Uit het hart van Rusland, cat. tent. Catharijneconvent Utrecht, Zwolle 1999
Onasch, K., Schnieper, A., Iconen, fascinatie en werkelijkheid, Kampen 1995
Temple, R, Icons: Divine Beauty, Londen 2004